Zij van het Noorden

Zij van het Noorden, zo zuinig met woorden
Uit het land waar rivieren slechts traag willen stromen
en haar wilde dromen in tijdloze dagen
en asgrijze wolken worden gesmoord.
Hier wil ze niet blijven
hier wil ze niet sterven
om straks in die zompige klei te bederven
Hier wil ze niet blijven
hier wil ze niet sterven
ze wil gaan leven,
zonder reserve.

Zij van het Noorden, met haar zeeblauwe ogen,
gaat zonder retour naar het zingende Zuiden.
Langs droge rivieren en bloedende bruiden
Om vuur uit de machtige aarde te stampen.
haar bittere tranen te laten verdampen.
Met handen als waaiers vangt ze de hemel.
Haar driftige voeten bezweren de hel.
Zo wil ze leven
hier wil ze sterven.

Ze waant zich La Niña del Albaicín
die s’nachts bij ‘t Alhambra
hoog boven Granada,
haar zeeblauwe vuur aan zigeuners laat zien.
die danst door Sevilla, als een wilde Medusa.
Meisjes, doe de gordijnen dicht.
Meisjes, doe de gordijnen dicht.

Maar dan komt haar man
en haar man die heet Jan.
hij wil dat ze mee gaat.
Mee terug naar de zee gaat
Naar ‘t land waar haar wieg staat
En hij voor haar door het vuur gaat.
En ze danst voor het laatst
op haar bloedrode schoenen.
Straks pakt ze haar hart
in een koffer vol heimwee
en gaat terug naar de Noordzee.
de veilige haven
zal haar weer omarmen
en ’t vuur lijkt gedoofd.
Maar zal ze daar blijven?
Zal ze daar sterven?
Of zal ze leven?
en weer gaan zwerven?